Als journalist had ik heel wat contacten met zowat alle Belgische en zelfs buitenlandse teams. Maar met geen enkele formatie had ik een zodanig nauwe band als wat al die jaren het geval is geweest met Joosen Racing/Juma en later Juma Team. Een relatie die nadien werd verdergezet via Bart ‘RBM’ Mampaey en waarbij mama Chris ‘Juma’ Van der Auwera altijd op de achtergrond in de buurt vertoefde.
Dat Juma en de familie Mampaey als een rode draad doorheen mijn carrière liep, heeft veel te maken met Autoclub Excelsior. Het was tijdens de wekelijkse vergaderingen in het Castrol Clubhouse dat ik Julien Mampaey leerde kennen, dan nog zelf actief in de klimkoersen, en met een BMW 2002 in de Groep 1-klasse één van de concurrenten van Excelsior-collega Eddy Joosen, dan met een Alfa Romeo GTV.

Het was in de context van Excelsior dat ik in ’74 samen met mijn broer Paul naar Circuit Zolder toog om er getuige te zijn van de passage van de Ronde van België, waarin Excelsior-rijders Rik Darimont-Eddy Nijs een hoofdrol speelden in het titelduel tegen Willy Plas en Fiat-collega Jean-Marie ‘Didi’ Cols. Wij waren niet de enige Excelsior-leden die kwamen supporteren voor ‘de Rik’, want in de paddock liepen we Julien en Chris tegen het lijf. Het regende oude wijven op en rond het Limburgse tracé en ter beschutting mochten wij plaatsnemen in de BMW 7 waarmee het gezelschap zich naar de andere kant van het circuit begaf. Wellicht was het daar dat ik voor de eerste keer kennismaakte met Chris…

Dat jaar was Eddy Joosen al overgegaan tot de aankoop van een in Groep 1 favoriete Opel Commodore, maar pas via de overname van de ex-Tricot Opel deed hij een beroep op, toen nog, Juma Tuning, om de motor onder handen te nemen. In 1975 kregen we zo in Spa voor de eerste keer de naam van Juma te zien op een auto, de Opel Commodore van Joosen-‘Marco’. Ik was dan net afgestudeerd aan de Antwerpse PIVA-hotelschool en onder invloed van mijn tante, die dan Huis Constant runde, en het had over ‘het wordt een moeilijke tijd, de werkloosheid gaat nog toenemen”, was ik ingegaan op het aanbod om in Resto GB in Lier aan de slag te gaan. Een contract voor drie maanden, met uitzicht op verlenging. Ik diende hierdoor tijdens het weekend van de 24 Uren te werken en keerde al na afloop van de trainingen huiswaarts, dat wil zeggen, samen met mijn broer, want ik had nog geen rijbewijs!

De 24 Uren van Francorchamps telden mee voor een soort mini-EK, de Trofee van de Toekomst, later Trofee Europe by Diners, met naast twee keer Spa (Bekers van Spa en 24 Uren) de finale, begin oktober, tijdens de Tourist Trophy op het Engelse Silverstone. Net dan had ik te horen gekregen dat mijn tijdelijk contract niet werd verlengd – ik had de vakantiemaanden en dus ook de maand september het vast personeel mooi vervangen! – en viel terug ‘op den dop’. Tijdens de vergadering van Renstal Excelsior vernam ik dat Joosen-“Marco” met de Opel gingen deelnemen aan de TT en gezien ik toch zonder werk zat, stelde Eddy voor om de kleine crew te vervoegen met als opdracht tijdens de pitstops de voorruit proper te vegen! Stuart Graham reed in de dikke Fabergé Camaro van start tot finish aan de leiding en won van de Luigi-BMW van Xhenceval-de Fierlant. Joosen-“Marco” eindigden in de Groep 1-Opel 9de algemeen.
Na een tumultueuze terugreis en aankomst in de Borgerhoutse Pieter De Smethstraat stond de niet meegereisde Chris ons op te wachten en het eerste wat ik te horen kreeg, was de vraag hoe het kwam dat ik mee was gegaan naar Silverstone en niét was gaan werken. U moet weten dat Chris dan nog full time werkte op de hoofdzetel van de groep GIB – GB-Inno-BM – in Evere en, toeval, als secretaresse van de baas van ‘den GB’, aan de bron zat. “Ik ben werkloos”, klonk mijn antwoord, tegenover een verbaasde Chris. Eén dag later hing zij aan de telefoon, met de boodschap dat ik meteen naar Lier moest vertrekken, want er lag voor mij een contract voor onbepaalde duur klaar! Typisch Chris, ik zal dat hier eens rap regelen… Dat ik twee jaar later zelf opstapte – omdat ik géén vrijaf kreeg, want ik moést naar de 600 Km van Spa – kon bij Chris op weinig begrip rekenen. Enfin, dat vernam ik pas, via via, veel later en slechts recentelijk had ik het met haar over dat bewuste weekend van de 600 Km in ’77. Ergens een te begrijpen reactie, want zij was mij gaan verdedigen, had een contract uit de brand gesleept en daarop gaf ik nogal onhandig – zeg maar respectloos – mijn ontslag. Zonder het te beseffen, die dag, ergens in april vorig jaar in Kontich in Residentie Eglantier, zou het mijn laatste ontmoeting zijn met Chris Juma…

Op die maandag in Borgerhout in 1975 ontdekte ik in de kleine Juma Tuning-garage de ex-Luigi Valvoline BMW, die door Julien en carrossier Eddy De Sitter zou omgebouwd worden tot een Groep 2 ’76 waarmee in 1976 het BMW-verhaal startte van Joosen Racing/Juma.
De daaropvolgende jaren van het duo Joosen-Juma beleefde ik niet zo intens. In ’77 was ik zelfs afwezig in Spa – ik werkte in een hotel in het Zwitserse Klosters – en gezien ik mij bij mijn debuut als medewerker van Keesing Auto Magazine in de eerste plaats bezighield met provinciaal nieuws en de merkencups, zat ik niet op de eerste rij tijdens de campagnes in Spa of het Europees Toerwagenkampioenschap (met de bloedmooie Juma Alpina BMW van Joosen-Grano-Giacomelli). Niettemin volgde er niet veel later in ‘de Keesing’ een sterk interview met Eddy Joosen – met als titel Joosen : Racing – en nadien liet ik Dirk Vermeersch uitvoerig aan het woord onder de kop ‘100% gemotiveerd’. Het was pas in ’81 dat ik door de redactie werd uitgestuurd om op mijn ééntje verslag uit te brengen over de 24 Uren ofte het duel tussen de Bastos Juma BMW van Joosen-Vermeersch-Andruet en de later winnende Mazda RX7 van Walkinshaw-Dieudonné. Met het lanceren van het nieuwe EK Toerwagens, voorbehouden aan Groep A, sprak het voor zich dat ik zou afreizen naar de openingsround, de 500 km di Monza – en er werd opgevangen door, of course, Eddy Joosen en Juma – en ik na het stopzetten van ‘de Keesing’ de special 24 Uren volschreef, met vooraan een vooruitblik met Eddy Joosen op de afspraak in de Ardennen en de veelzeggende titel ‘winnen of tweede’…

Tot en met de breuk tussen Joosen en Juma, eind ’82, was Eddy dan ook de ideale PR van het team en lag goed bij zowel de Nederlandstalige als Franstalige pers. Dat kwam Julien goed uit, want hij hield zich het liefst enkel bezig met de techniek van de Juma-BMW’s en zag niet graag journalisten opduiken onder het tentzeil. Bovendien had ik nog een beter contact met Dirk Vermeersch, die ik al kende lang voordat hij zich zag opgenomen binnen de rangen van Joosen Racing/Juma. In die mate dat ik mij zeer vlug opwierp als zijn woordvoerder/manager en hem in contact bracht met vooraanstaande journalisten, hetgeen op een gegeven ogenblik leidde tot een groot interview in Het Nieuwsblad…

Zoals in veel relaties, was ook hier Chris de sterke vrouw achter de succesvolle man, in dit geval technicus Julien. Zij was als het ware een schaduw-teambaas en een zeer gewiekste go-between/femme d’affaires tussen BMW, Hughes de Fierlant, Pirelli, sponsors zoals Bastos of bepaalde journalisten, waarmee ze het kon vinden. Nu ja. Het volstond dat je een scheef woord schreef of wat zij niét goed vond, om uit haar gratie te verdwijnen. Dat gold ook voor sommige rijders… Voor de 24 Uren, in wat het laatste optreden werd van Joosen Racing/Juma, kwam er, naast het duo Hans Heyer-Armin Hahne, een andere klepper het Belgische gezelschap vervoegen, Dieter Quester, schoonzoon van Alex von Falkenhausen, na WO II Rennleiter bij de Beierse Motoren Werke, toen absoluut number one bij BMW. Dieter Quester zou zich zijn kortstondig optreden bij Juma niet vlug vergeten. Na de opgave van Joosen-Heyer-Snijers, stapten de eerste twee over op de auto van Hahne-Quester, maar de Oostenrijker werd aan de kant geschoven. “Ik houd niet van Juma en in het bijzonder diens vrouw die het daar voor het zeggen had”, klonk Quester vele jaren later. Nu ja. Chris was daar tijdens de dramatisch verlopen eerste uurtjes niets meer dan de boodschapper, want er was in de enige Joosen Racing/Juma BMW geen plaats voor Quester, naast teameigenaar Joosen, dan (reeds) samen met Heyer en Hahne.

Gedreven om Juma in München beter te positioneren, kwam het na zeven jaar Joosen Racing/Juma tot een breuk met Eddy Joosen, want het stond in de sterren geschreven dat zij voortaan voluit wilden gaan met professionele, vooral Duitse rijders. Enter Hans Heyer-Armin Hahne. Samen met Tassin zou het Duitse duo in het eerste jaar van Juma zonder Joosen meteen voluit gaan en in Spa het toonaangevende Schnitzer (met Quester-Winkelhock-Rossi) naar de tweede plaats verwijzen!
Het is na de periode Joosen Juma dat mijn contacten met Julien en vooral Chris intenser werden. Voor de ‘special 24 Uren’ die deel uitmaakte van het augustusnummer van Auto & Sport trok ik naar de Juma-garage (dan aan de Autolei in Wommelgem) en ging het samen met Julien en Chris richting Café de Trappisten in Westmalle waar we het uitgebreid hadden over de kansen van de Juma-BMW’s. In de tekst, die verscheen onder de kop ‘Een derde overwinning?’, kwam alleen Julien aan het woord, maar ik herinner mij dat Chris tussen pot en pint meermaals toelichting gaf en Julien al dan niet bijtrad of corrigeerde. ”Zonder haar had ik het allemaal niet kunnen verwezenlijken”, lees ik opnieuw. “Men zegt dan ook, achter elke grote man staat een sterke vrouw…”

Via het door Tom Walkinshaw aantrekken van tweevoudige Spa-winnaars Hans Heyer (naar Jaguar) en Armin Hahne (met Rover) moest Juma in ’84 op zoek naar vervangers en kwam Fransman Alain Cudini daar helemaal in beeld. Reeds in ’77 had Juma in Spa begrepen met wie ze te doen hadden, toen Cudini als teammaat van Guy Fréquelin in de Franse BMW Benoît tot vijf uur ’s morgens aan de leiding had gereden en zich zo opwierp als een serieuze rivaal van de later winnende Juma BMW van Joosen-Andruet!
Chris regelde veel en zorgde ervoor dat ik de opdracht kreeg voor het schrijven van de persberichten van het BMW Bastos Juma Racing Team, in ruil voor het dekken van reis- en verblijfskosten. In ‘84 kon ik zo naar de openingsround van het ETCC in Monza om er de rood-witte Bastos BMW’s 635 van Cudini-Vermeersch-de Fierlant en Thibaut-Bergmeister aan het werk te zien.

Ach, ja, na zijn mooi debuut in de RAS Sport-Scirocco was ik bij Chris gaan pleiten om Pierre-Alain Thibaut te droppen in de Bastos-635. En dat Dirk Vermeersch voor de 500 Km di Monza een nieuwe kans kreeg – remember het einde van zijn rol als tweede man, naast Eddy Joosen, na de 500 Km van Monza in ’82 – was eveneens de verdienste van Chris. Spijtig genoeg wou BMW Belgium-sportmanager Hughes de Fierlant van de gelegenheid profiteren om nader kennis te maken met de als ‘moeilijke auto’ omschreven 635. Zo verloren Cudini en terug-van-weggeweest Vermeersch tijdens de trainingen kostbare tijd. Geen ideale context om Vermeersch voluit te laten gaan en dat leidde ertoe dat Cudini er bij Chris op aandrong om voor Vallelunga Vermeersch te vervangen door ‘copain’ Dany Snobeck…

Na de race op Vallelunga – waar Cudini-Snobeck ondanks een zwaar gehavende auto de zege pakten – kon ik voor de afspraak op Donington – met Tassin-Thibaut en Cudini-Snobeck – andermaal via Juma rekenen op een b&b. Voor het traject Calais-Silverstone ging ik in op het aanbod van RAS Sport om met hen de oversteek te maken. Helaas geraakte de Golf van Pirenne-Guyaux niet gekwalificeerd en keerden zij vroegtijdig terug naar Belgenland! Uiteraard wou ik blijven en verslag uitbrengen van de derde round van het ETCC. Chris bood mij een terugrit aan in de… vrachtwagen, die uiteraard pas na de race Donington zou verlaten. Zo geschiedde dat ik als truckie aan den lijve ondervond hoe mecaniciens na het vervullen van een raceweekend er ook nog eens voor zorgden om de BMW’s 635 via een lange terugreis naar de workshop in Wommelgem terug te brengen!
Rond die periode werd ik als voorzitter van de Belgian Racing Press Club gecontacteerd door Hughes de Fierlant en (de ondertussen betreurde) André Monheim, de bezielende kracht bij het in de autosport alomtegenwoordige Castrol. Het verenigde BMW Castrol wou een beroep doen op de diensten van de BRPC-journalisten om Belgische coureurs te kiezen voor het bemannen van een door… Juma klaargemaakte BMW 323i! Dat werd dus Eric van de Poele.

Onder invloed van het beklonken akkoord tussen TWR en Bastos voor de inzet van de Rover Vitesse, was het voor ’85 bij Juma gekomen tot een zeg maar historisch akkoord met Belga – remember de duels tussen de Belga Capri en de Juma BMW – voor een mini-programma, met uiteraard de 24 Uren als streefdoel. Omdat akkoorden met tabaksmerken vaak gelinkt werden aan het (verplicht) laten rijden van bepaalde coureurs – de Martin-broers met Belga, Pierre-Alain Thibaut met Bastos – en Chris ervan overtuigd was dat er enkel met de absolute toppers – lees: Formule 1-coureurs – voor de overwinning kon gegaan worden, rijpte daar in Spa het idee om voortaan in de 24 Uren en enkele voorbereidende Europese races een 635 toe te vertrouwen aan sterkhouders zoals Manfred Winkelhock of Jo Gartner (die er al bij waren op de Belga BMW’s).
Kleppers die, dixit Chris, met druk konden omgaan,– “ge moet hier trappen”, klonk meer dan vaak haar advies als de verwezenlijkte rondetijden haar niet aanstonden – en, bijvoorbeeld, de koprol van Pierre-Alain Thibaut in Zeltweg, nu A1 Ring, hem in die mate een mentale tik gaf dat hij nog meer onder druk kwam te staan om te presteren…

Winkelhock zou enkele weken later het leven laten in het Canadese Mosport en daarop kwam het via BMW, dan partner bij Arrows, tot een contact met Thierry Boutsen, die op zijn beurt Stefan Bellof tijdens het weekend van de 1000 Km van Spa warm kreeg om in ’86 een Juma BMW te gaan delen. Helaas, zou de populaire Duitser in dezelfde 1000 Km betrokken geraken in een voor hem fatale aanrijding. Hetzelfde lot wachtte de onfortuinlijke Gartner, maar dan in Le Mans. Hoe dan ook kwam het veel eerder tot een akkoord om het Formule 1-Arrows-BMW-duo Thierry Boutsen/Marc Surer in de Lease Plan BMW te koppelen aan Juma-vertrouweling Hans Heyer, op dat moment eigenaar van drie opeenvolgende zeges in Spa, als derde man.
Geloven in iemand, dat deed Chris ten volle in Eric van de Poele. Na het debuut in ’85 in de Juma BMW 323i zag hij zich opgenomen binnen de rangen van Waterloo Motors/Lease Plan en nam het in het BK Productie op tegen de Juma BMW Belga van Jean-Michel Martin. Ondertussen behaalden Heyer-Surer, zonder Boutsen, op het Zweedse Anderstorp een vijfde plaats, achter een armada Volvo’s 240 Turbo en Rover Vitesse, maar net voor de Schnitzer-BMW van Quester en jongeling Otto Rensing. Daarop nam Surer met een Ford RS200 deel aan de Hessen Rally, waarbij hij zwaar verongelukte en zijn corijder om het leven kwam. De Zwitser lag weken in de ziekenboeg en bij BMW diende men op zoek naar een vervanger. Gezien de link van Eric met Lease Plan, viel zijn naam. Chris vond dat geen goed idee, wegens té veel druk op de schouders van de jonge Namenaar en het risico dat men zijn doen en laten zou gaan vergelijken met Boutsen. Eric bleef aan de kant.

In wat daarop tijdens de Zolderse EG Trophy de allerlaatste race zou worden van een BMW ‘made by Juma’ deed Chris wél een beroep op Eric en dit als co van de ervaren Hans Heyer. Strateeg Chris stond ook nu weer borg voor een beetje… blufpoker! Zij wist dat alle teams tijdens de vrije training op donderdag hun tijdwaarneming installeerden, en zij besliste om Eric in zijn eerste rondjes uit te sturen op zacht rubber. Resultaat: de naam van Van de Poele stond op de bovenste lijn van de uitslagentabellen! Rudy Gmeiner van BMW Motorsport kwam meteen in de Juma-box informeren wie er wel achter het stuur mocht zitten van de zwarte 635 CSi en toen Chris (en ook Hughes de Fierlant) enkele weken later bij BMW Motorsport-baas Flohr de naam van Eric gingen promoten, wisten ze in München meteen over wie het ging…

Datzelfde jaar had Philip Verellen dankzij het winnen van het Belga Team-stuurwiel het zitje versierd van de ‘kleine’ BMW 325i, waarmee de journalist-rijder zich zag opgenomen binnen de rangen van het spraakmakende BMW Juma-team. Chris had in die keuze geen enkele verdienste, maar zij was niet een beetje fier dat er ‘iemand van bij ons” – lees een Vlaming – én geen ‘Franstalige Brusselaar’ de nochtans zeer communautair geladen finale had gewonnen…
Sleutelrol, die was voor haar nog meer weggelegd met het bijna parallel met het einde van de race-activiteiten van Juma verruilen van de bescheiden BMW-garage aan de Wommelgemse Autolei voor een heuse BMW Juma-concessie op de dan nog niet zo druk bezette Mechelse industriezone.
Achter de schermen bleef Chris een rol spelen in de activiteiten van zoon Bart. Zo had zij voor de campagne met de Groep N BMW M3 in 1997 het idee om Fransman Alain Cudini – ‘Monsieur Ressort’, zoals hij omwille van zijn afstelmanie werd genoemd – uit pensioen te halen als leider van de troepen én toeverlaat voor Bart. In die zeer BMW-getinte Groep N beleefden de Clouseau-broers Wauters samen met mentor Albert Vanierschot hun debuut in de 24 Uren van Spa en legden ze beslag op een 13de plaats algemeen. Hoewel ik voor de sportpagina’s werkte van Gazet van Antwerpen kreeg ik van de toenmalige chef de opdracht om gedurende het hele weekend de Wauters-broers op de voet te volgen en dat had zijn effect op de inhoud van mijn verslag in de maandagkrant: een volledige pagina over het wel en wee van Koen & Kris, mét foto’s van een fotograaf van de krant, met slechts in een kaderstukje iets over de 20ste overwinning van BMW én enkele lijnen over het succes van de (toen nog) Juma Racing-BMW’s…

Op maandagochtend hing een ontgoochelde mama Chris aan de telefoon: dat zij haar abonnement op de “frut” opzegde, dat zij niet begreep dat er in een Antwerpse krant, op de sportpagina’s, alleen maar aandacht was voor ‘die zangers’. Tja, kon ik haar ongelijk geven? Dat er in de tv-pagina’s iets zou geschreven worden over het debuut van Koen en Kris Wauters, ja, maar zuiver sportief waren zij in die Groep N van het kastje naar de muur gereden door de Juma-BMW’s…
Eén jaar later hielp de komst van Alain ‘Houdini’ nog meer in het bepalen van de strategie om de BMW 320i van het trio Van de Poele-Duez-Cudini naar de overwinning te loodsen. Eigenlijk een vierde triomf voor Juma, want op de door Bart gerunde auto prijkte op de bumper een Juma Racing-stickertje… De Fransman maakte ook in ’99 deel uit van de nieuwgevormde RBM Nissan-manschappen, maar nadien werd het stil in de Mechelse werkplaatsen: zonder nieuwe contracten zag RBM zich verplicht de werkzaamheden stil te leggen.

Omdat Chris eerder al wist dat ik zin had om de journalistiek volledig achter mij te laten en zij goede contacten onderhield met Castrol, werd ik via haar uitgenodigd op het afscheidsfeestje/pensionering van André Monheim. Het liet haar toe mij daar in het toenmalige Hotel Elsenveld – nu Botanic Sanctuary Antwerp – informeel te introduceren bij de directie van Castrol België. Daarop volgde er prompt een heus sollicitatiegesprek in de Borgerhoutse Helmstraat! Precies daar waar bij Renstal Excelsior in het Castrol Clubhouse in de jaren zeventig alles voor mij was begonnen! Wegens herstructurering, nieuwe directieven vanuit het Londense hoofdhuis vielen die gesprekken evenwel plots stil. Ergens in de loop van ‘97 had ik ondertussen een eerste onderhoud met Charles de Fierlant, toen voorzitter van RACB, en hadden we het over het professionaliseren van ‘den bond’…

Hoewel Chris zich vanaf dan uitsluitend bezighield met de BMW-concessie – en er de scepter stilaan begon door te geven aan schoonzoon Gunter Van Lent en dochter Pascale – kon zij het niet laten om van bij de herstart in 2002 Team RBM op de voet te blijven volgen. Toen Brit Andy Priaulx onder de vlag van BMW Team UK in 2004 het ETCC won, belde zij zowat iedereen op om te melden dat ‘de Priaulx en onze Bart zijn kampioenen, …’ en later reisde zij vaak op haar ééntje naar Europese WTCC-races om ter plaatse oude bekenden te gaan begroeten en, uiteraard, hoogte te komen nemen van de prestaties van de rijders van zoon Bart.
Zo liepen we haar datzelfde jaar in Oschersleben tegen het lijf in het hotel waar we logeerden. En meteen was het van, ‘we eten samen vanavond, ik reserveer een tafel’ en de dag nadien zocht zij ons op in de perszaal om meteen te melden dat zij die avond al een tafel had voorzien! Gelukkig van er bij te zijn, maar nog gelukkiger dat zij bekend gezelschap had gevonden daar in het verre ex-Oost Duitsland om het te hebben over ‘onze Bart’.

Het was ter gelegenheid van de komst van het DTM op Circuit Zolder in 2019 dat Chris een laatste keer aanwezig tekende op een circuit en zij, zoals steeds gedreven, de races vanuit de box van het BMW Team RBM volgde, dat met Philipp Eng op passende wijze Race 1 won.
Van de vele steunbetuigingen die we lazen op Facebook onthouden we twee reacties die alles zeggen over de persoon die zij was in haar lange en rijke auto(sport)leven: een straffe madam, the secret boss of Team Juma!