Een rijder (in casu Claude Bourgoignie) die met een GRD Formule 2 aantreedt in de klim van Trôs Marets en daarop de Europese Formule 2 verruilt voor een titeljacht in het BK Klimwedstrijden? Anno 2020 is dat met de alom heersende technisch-sportieve evolutie niet meer mogelijk. Maar in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werden de “courses de côte” beschouwd als een bijna verplichte passage, een ideale leerschool, alvorens men zich op circuit waagde. En zelfs daar bestond een soort scholing: debutanten op circuit kregen een vergunning waarmee enkel kon worden aangetreden in een 1600cc-autootje. Pas na het voorleggen van voldoende resultaten, kon er overgeschakeld worden naar een zwaarder kaliber…
Alvorens te opteren voor het snellere werk in klimwedstrijden leerde men vooreerst in de talrijke slaloms behendig met een autootje om te gaan. Voor de jongere lezers: autoslalom kan je vergelijken met skislalom, maar hier mogen de paaltjes niet geraakt worden. Elk aangetikt paaltje, kost straftijd.
Het waren de seventies, de auto was nog koning en elke organiserende club vond wel een geschikte dorpskern, marktplein of nog niet volgebouwde verkaveling om er een vlot slalomparcours op uit te tekenen. En de boom van de supermarkten aan de invalswegen van de grote steden met op zondag lege parkings, zorgden qua parcours voor afwisseling met stratenslaloms zoals Thulin, de heuvelachtige villawegeltjes van de Slalom van de Kust in Nieuwpoort of de genaamde Marathon-slalom op de parking van de Heizel!
De bloei van de Rétro-races en later provinciale omloopracerij gaf de amateur-piloot een ideaal alternatief om met hetzelfde autootje op Zolder of Nijvel in peloton te leren koersen. Zoals wij elders in deze kolommen schreven vormden de provinciale en regionale kampioenschappen een ernstige bedreiging voor de nationale disciplines. Zeker wat het slalomrijden betreft: goedkopere vergunning, basic technische keuring, enz. En de beslissing om de “eerste tien” in de eindstand van het nationaal kampioenschap te weren tot deelname aan provinciale proeven, was niet bepaald een bijdrage in het leefbaar houden van het Nationale Kampioenschap. Zich bewust dat de meest toegankelijke autosportdiscipline dreigde te verdwijnen, bundelden VAS en ASAF al in 1982 de krachten en pakten uit met tien proeven (mooi verdeeld tussen het noorden en het zuiden) die zowel meetelden voor het regionaal als het nationale kampioenschap.
Het verbannen van de auto uit de dorpskernen, het aanleggen van ronde punten en dito sleeping policemen, zorgden er voor dat organisatoren het steeds moeilijker kregen om ergens een slalomparcours uit te stippelen zonder anderen te storen. Not in my back yard…
Nochtans was slalomrijden één van de meest democratische autosportdisciplines. Zeker voor een neofiet die voor weinig geld een eerste keer wou kennismaken met een autokoers. Om slalom te rijden volstond het dat je auto, strikt standaard, in regel was met de wegcode, je een helm aankocht en een slalomvergunning aanvroeg. Bovendien konden meerdere piloten dezelfde auto én de kosten delen en zorgde het verkennen van het parcours voor een ecologische toets, want dat gebeurde… te voet! Eenvoudiger en goedkoper bestond niet. Voor het algemeen klassement kwam men met al wat zwaarder geschut op de proppen. Naast de onvermijdelijke Mini’s waren er de Lotus Elan, NSU TT en later Simca Rallye 2 als ideale wapen voor de zeges en de rijk gevulde prijzentafels. Heel wat stars leerden hun eerste kneepjes van het vak door het leren ontwijken van de (toen nog) rode en groene paaltjes. Denken we maar aan Alain Semoulin, viervoudig nationaal slalomkampioen en daarop liefst vijf keer Belgisch kampioen op Circuit. Maar ook diens broer Freddy “Alain Dex”, de betreurde Georges Staepelaere (broer van), Georges Van Herreweghe, Guy Colsoul, Walter Ribbens, Albert Vanierschot, Manu Goossens, Eddy Gys, Etienne Van Brempt, Hugo Minnebo of later Historic-rijder Serge Lebeau waren vaste waarden in het slalomkampioenschap.
Jonge, aspirant-piloten moet je vandaag niet proberen warm te maken voor het poortenspel. Men wil meteen het circuit op en de laatste jaren zijn er op dat vlak heel wat formules ontstaan die de school in slalom of bergkoers helemaal overbodig maken. Of deze would be-drivers allemaal meteen klaar zijn voor de zuivere speed, is een andere vraag.
We zijn ver van huis van een debuut in de autosport via de autoslaloms – andere tijden, andere gewoontes – maar niettemin zou een eerste test in een soort slalom heel wat kaf van het koren kunnen scheiden. Het is geen toeval dat Daniël Herregods, internationaal bekend voor zijn driving knowhow, destijds een slalomtest voorzag voor het al dan niet toekennen van een beginnersvergunning in de VW Fun Cup…