Eddy Joosen, Thierry Tassin, Jean-Michel Martin en Eric van de Poele deden er niet lang over om kort na hun debuut in Spa voor een (eerste) overwinning te gaan. Joosen debuteerde en ’73 en won in ’77, Tassin maakte in ’80 kennis met de 24 Uren en stond al in ’83 op het hoogste schavotje, Eric VdP deed nog beter – debuut in ’85, triomf in ’87 – , terwijl Martin zes jaar moest wachten op die eerste winst in ’79. Voor Marc Duez daarentegen duurde het op de kop twintig jaar vooraleer hij, eindelijk, bovenaan het eindklassement mocht plaatsnemen !
Aan dat debuut van Marc Duez in de 24 Uren in 1977 gaat een geheel ander verhaal vooraf. Vader Gaston, met Antwerpse roots, runde op de Hoge Venen het bekende hotel/restaurant Mont Rigi. De dan 17-jarige Duez had weliswaar tijdens het ‘Ensival volant’ een heuze BirrellMcCulloch-kart gewonnen, nam hiermee deel aan enkele Belgische kartraces, maar het was na een gesprek in Mont Rigi met een goede klant, de genaamde Jehan-Pierre Benselin, dat deze vader Duez kon overtuigen om zich als een soort manager te ontfermen over zijn zoon. Hij had Marc in karting aan het werk gezien en begreep dat hij een ruwe nog te slepen diamant in handen kreeg en trok daarop samen met Duez naar Zwitserland op bezoek bij Haberthur, toen een referentie als Porsche-specialist. Hij kon Claude Haldi overtuigen om met Duez als co in 1977 aan de start te verschijnen van de Boucles van Spa, maar last minute kon Haldi zich niet vrijmaken en het was diens vriend André Savary die insprong als rijder van de Haberthur-Porsche #15.
Het was opnieuw Benselin die datzelfde jaar met de hulp van Toyota-man Eugène Paesmans voor de 600 Km van Spa de ex-Braillard Toyota Celica Liftback op de kop wist te tikken, waarmee dezelfde Savary en een dan nog onbekende jonge Ardennees een achtste plaats behaalden. Onder de vlag van het Racing Team Debor, zeg maar de latere Tonton Tapis, beleefde Duez, opnieuw met Savary en Pierre Laffeach, daarop zijn debuut in een etmaalrace waarin hij qua aantal deelnames recordman zou worden. Ver geraakten zij niet, want na de start werd de Toyota betrokken in een aanrijding met enkele Alfa’s. In die periode beschikte men voor het filmen nog niet over voldoende camera’s en was het voor de weinige cameramensen lang wachten op de terugkeer van de eerste auto’s, waardoor het ongeval met de Toyota en de Alfa’s voortdurend opnieuw in beeld kwam. “Sportief was mijn debuut een tegenvaller, maar onze sponsor Debor was zeer tevreden over de verkregen exposure,” herinnert Duez zich alsof het gisteren was!
Benselin zou Duez niet meer loslaten. Hij was het die, opnieuw met de steun van Paesmans, geregeld kreeg dat TTE voor de Boucles in ’78 een echte Celica Gr.2 voorreed voor het duo Duez-Nijs, goed voor een 5de plaats achter Dumont, ‘Didi’, Colsoul en Zweed Lundström. Het doen en laten van Duez bracht enkele journalisten ertoe om diens naam in het oor te fluisteren van Gilbert Staepelaere, die hem nadien prompt toevoegde aan de lijst van ‘zijn’ Musketiers, Snijers en Droogmans…
Gezien de link met Toyota sprak het voor zich dat Duez werd gevraagd team te vormen met F. Ford-ster Boutsen en de Italiaanse Lella Lombardi, die we later in Spa vaak aan het werk zouden zien met Alfa en in het bijzonder Luigi. De Toyota Trueno, made by Luigi, was de auto waarmee Braillard dat jaar deelnam aan het -1600-kampioenschap op circuit en doordat hij voor de 24 Uren achter het stuur zat van de Luigi-Lotto BMW, ontstond het plan om de twee jonge talenten in de Braillard-Toyota te koppelen aan La Lombardi, overigens de enige vrouwelijke F1-rijder die ooit punten scoorde.
Pas twintig jaar later volgde eindelijk de eerste overwinning. Moet gezegd zijn dat Duez al te vaak achter het stuur zat van weinig potentiële auto’s, lees teams. Een korte bloemlezing? Na het succes met de Gordon Spice Capri in ’78 gingen ook de Martin-broers in zee met de Britse wagenvoorbereider, terwijl Semoulin vanuit de thuisbasis in Thulin zelf bleef instaan voor het runnen van een gelijkaardige Belga Capri. In de 24 Uren deelde Alain weliswaar een Spice-versie met Gordon Spice, himself en kwam de Semoulin-auto in handen van Duez-Herregods-Baele. Net zoals Duez, Boutsen en Theys behoorde Daniël Herregods tot de generatie ‘après Ickx’ waarbij men in de éénzitterij op zoek ging naar de meest waardige opvolger. Dany Baele was een streekgenoot van de familie Semoulin en kwam in die periode uit de Benelux Formule Ford 2000, zeg maar een tussenstap naar de toenmalige Europese F3 en zou later een hele tijd deel uitmaken van de technische crew van het Audi Team Dubois, ook met roots in de Borinage.
Hoewel Freddy ‘Alain Dex’ Semoulin al een hele tijd meedraaide in de Belgische toerklasse – in de jaren zeventig was hij bij Ford Belgium teammaat van Yvette Fontaine en Gilbert Staepelaere! -, verscheen de broer van Alain pas in 1979 aan de start in de 24 Uren! Dat had alles te maken met de belofte die Freddy en diens jongere broer Alain deden aan hun vader toen zij met racerij begonnen: nooit zouden zij de start nemen op het volgens vader Semoulin levensgevaarlijke Spa-tracé. Dat veranderde met het inkorten en veiliger maken van Spa. Net zoals Duez zat Jean-Louis Dumont onder contract bij Belga en gezien de rallyrijder uit Waremme eerder Spa-ervaring opdeed bij Opel Gosset – waar ook een zekere Jean-Michel Martin aantrad -, genoot Dumont de eer om de Semoulin Capri te delen met Duez en ‘Alain Dex’.
In 1981 behaalde Duez zijn eerste goed resultaat, 5de in de Mazda RX-7 die hij deelde met vaste TWR-rijders Jeff Allam, Chuck Nicholson – voor den brode tractorfabrikant en één van de financieel sterke mannen achter TWR! – en Win Percy. Geholpen door zijn relatie met de Belgian VW Club (zie ook Keerbergs Transport Racing/Van caféploeg tot topper in Formule 3) zat hij in ’82 in de zeg maar officiële Audi Coupé. Net zoals dat hetzelfde jaar het geval was in Ieper – winnen met de Porsche Gaban/Belga en parallel op de Norisring starten in Super VW – was Duez het weekend van de 24 Uren bedrijvig in de Audi, en won hij op de Nürburgring in Super VW! In Spa behaalden Audi Seikel-teammaats Seikel-Schörg-Nowak de overwinning in de Divisie 2, voor de twee Luigi-Alfa’s en de Audi van Duez-Bergmeister-Trint.
Bourgoignie en Serge Power hadden dat jaar met de automatisch geschakelde Mercedes 450 voor de nodige ophef gezorgd en via Serge Power verruilden Michel De Deyne en Duez in ’83 de vertrouwde Camaro voor dezelfde Mercedes. Zondagochtend reden zij nog in vierde positie en toen Duez bij het aansnijden van de Raidillon moest opletten voor een oliespoor, dacht hij nog dat dat afkomstig was van een concurrent en zij aldus mogelijk opschoven naar een derde plek. Totdat hij tot het besef kwam dat het carter van zijn eigen auto olielekte en hij niet veel later de pits indook. Voorgoed.
Enkele maanden later verscheen Duez opnieuw aan de zijde van De Deyne, zij het in een snelle BMW 635 CSi van het Franse Fornage! Over het door wie financieren van deze deelname is er altijd een dichte mist blijven hangen. Het Belgische koppel diende in de Zolderse EG Trophy de zege te laten aan de Eggenberger 635 van Kelleners-Brancatelli, maar hun eerste opdracht zou eruit hebben bestaan om plaatsen en punten af te snoepen van de tegenstanders van de… TWR Jaguars. De Deyne was een ‘old friend’ van Walkinshaw – hij reed eerder in Spa met een Capri ‘made by MDD Racing’ – en Duez tekende enkele weken later een heus fabriekscontract bij Rover en… TWR! Op uitzondering van twee rally’s – Dinant en Bianchi – werd Duez in dat eerste seizoen bij Austin Rover uitgestuurd in de Franse Production-races en Europese toerwagenracerij. Op de Nürburgring behaalde hij samen met Jeff Allam met een tweede plaats het beste score van de Rover Vitesse. In Spa gingen hij en zijn Franse compagnon Jean-Louis Schlesser (die eerder als teammaat van Hahne en Soper moest opgeven en halfweg de race een zieke Jeff Allam verving) en Pete Lovett in zo’n Rover Vitesse voor een achtste plek.
Om uit te kunnen pakken met een 100% Belgisch trio, ging het verenigde Rover Bastos Texaco Racing Team in ’85 over tot het samenbrengen van drie Belgische rijders, met bovendien twee ex-winnaars, Thierry Tassin-Eddy Joosen, en Marc Duez, want onder contract bij TWR Rover, als derde man. Net voor het persbericht met deze aankondiging zou verzonden worden, gaf Tassin aan John Davenport, toen sportdirecteur bij Austin Rover, te kennen dat hij niét wou samenrijden met Belgen en daarbij duidelijk stelde dat hij enkel een auto wou delen met Tom Walkinshaw. Een eis die de Britten wegvuifden en prompt, last minute, de naam van TWR-beschermeling Martin Brundle invulden als Tassin-vervanger en dus ploegmaat van Belgen Joosen en Duez. Joosen nam de start en werd daarop afgewisseld door de Brit. “Jij bent een specialist van de nacht,” klonk de uitleg waarom Duez nog niet aan de beurt kwam. Op het ogenblik dat de Rover van Walkinshaw-Heyer-Percy – waarmee Walkinshaw nog niet had gereden – diende af te haken en Duez zich dacht klaar te maken voor zijn eerste stint, volgde de boodschap dat Tom Walkinshaw zou invallen als co van Joosen en Brundle. Troost voor Duez (en ook Tassin). Van de drie Rovers Vitesse van het verenigde Bastos Texaco Racing Team bereikte geen enkele auto de finish!
De Mercedes 190 in ’86. Zdeněk Vojtěch stond bekend als een zeer snelle Tjech – hij reed zelfs even voor BMW Juma – maar Bruno di Gioia was in de eerste plaats succesvol met het verhandelen van imitatie juwelen, en dook eerder bij Keerbergs Transport op aan de zijde van Marc Duez, zij het voor een campagne in de Franse F3. De Ardenner zou nog meerdere keren teamvormen met de Fransman, zij het dan in toerwagens – een pijnlijke niet-kwalificatie in de 500 Km van Monza met de Dixi Sport/Luigi Alfa 75 Turbo! – en de evenmin geslaagde deelname in de Carlsson Mercedes 190 die in de kleuren stond van Rudy ‘Ardennes Schinken’ Billen!en de evenmin geslaagde deelname in de Carlsson Mercedes 190 die in de kleuren stond van Rudy ‘Ardenner Schinken’ Billen!
Eén jaar later deelde hij een ‘oude’ 635 Csi met Philip Verellen en Mon Van Hove – die de niet gekwalificeerde Witmeur verving – en kwam niet voor in het duel van de nieuwe BMW M3 versus de ook al fonkelnieuwe Ford Sierra Cosworth ofte slechts achtste. Een gelijkaardig resultaat in ’88. Eindelijk een M3, maar van Prodrive (en Bastos) in ’88, samen met Jabouille en Schlesser. Opnieuw Prodrive in ’89, in de kleuren van Fina, met Soper-Theys, maar het verlies van een wiel maakte dat zij de nacht niet overleefden.
Pas in ’90 kwam hij dicht in de buurt van die allereerste overwinning, maar diende uiteindelijk vrede nemen met de tweede plaats: samen met Dieter ‘Der Alte’ Quester en Christian Danner verloren zij van BMW Fina Schnitzer-teammaats Cecotto-Oestreich-Giroix.
“Ik zat nog op de tribunes terwijl Dieter Quester al Spa won,” blikt Marc terug. “Tijdens onze eerste ontmoeting in Francorchamps sprak hij mij aan met mijn voornaam. Dat vond ik geweldig, de grote Dieter Quester die mij erkende!”
Wegens het in 1991 samenvallen van DTM/Diepholz met Spa – geen Schnitzer of Bigazzi op de entry list – kwamen de twee BMW’s Bastos Castrol van het Italiaanse CiBiEmme in handen van Ravaglia-Pirro-Van de Poele en Joosen-Martin-Beguin en kroop Duez dan maar achter het stuur van de ‘kleine’ Toyota MR, die hij deelde met ‘copains’ José Close en Renaud Verreydt!
Onder invloed van de akkoorden tussen Bastos en Fina reed hij vanaf ’92 onder de vlag van BMW en ging opnieuw bij Schnitzer aan de slag en dit als teammaat van Cecotto en Ravaglia. Technische averij liet hen niet toe een rol te spelen in de fameuze en zeg maar historische ontknoping tussen Soper (Bigazzi) en Van de Poele (Schnitzer). Uiteraard ontbrak Duez op de afspraak voor het debuut van de BMW 318i vermits BMW uit onvrede met de geldende regels – het fameuze ongelijk duel tussen GT en Toerwagens – de deelname van de vier voorziene Bastos Fina BMW’s vroegtijdig schrapte.
BMW Über alles in ’94, met een BMW Top 8 en vooraan de Bigazzi van Tassin-Ravaglia-Burgstaller, en tweede Marc Duez, samen met Jo Winkelhock en Alain Ferté. Idem in ’95. Opgehouden door een defect aan de versnellingsbak keken ‘Poulidor’ Duez, Nelson Piquet en Roberto Ravaglia aan tegen een achterstand van negen ronden, op de winnende Schnitzer van Soper-Kox-Winkelhock.
In ’96 leek niks of niemand iets te kunnen ondernemen tegen het overwicht van de Bigazzi BMW van Duez-Soper-Kox. Totdat een defecte alternator de #1 BMW té lang in de pits ophield en zij twee ronden verspeelden aan de BMW van teammaats Tassin, Müller en Burgstaller.
En dan volgde in ’97 de revanche op al die herhaalde pech! Hoewel. Zaterdagavond was er een klapband voor de BMW van Duez en zijn maats de Radigués en Hélary, daarop werd Fransman Hélary met twee minuten bestraft omdat hij na een neutralisatie te snel was beginnen inhalen en uiteindelijk leidde een defecte benzinepomp tot meerdere extra pitstops! Dat alles maakte dat Cecotto-Piquet-Winkelhock in de tweede Bigazzi aan een sneltempo het verschil goedmaakten met de dan leidende Bigazzi Fina Bastos BMW van de Radigues-Duez-Hélary en het er even naar uit zag dat Duez die langverwachte overwinning nog ging ontglippen. Totdat de koersdirectie van de veiligheid van het Circuit te horen kreeg dat er in de Raidillon een riooldeksel was losgekomen en een reëel gevaar betekende! Resultaat: de safety car werd uitgestuurd, het bewuste riooldeksel werd hersteld en Cecotto-Piquet-Winkelhock bleven tweede, in dezelfde ronde, achter Duez en zijn vrienden !
Duez zat eindelijk in de goede move, want één jaar later hielp hij teammaats Alain Cudini en Eric van de Poele aan de, aub, vijfde overwinning van een BMW “made by Juma”! In het eerste jaar van de 24 Uren in GT tekende de Ardennees in de Chrysler Viper samen met Bouchut en Belloc voor zijn derde overwinning. Net zoals Eric Vdp was hij één van de weinige ex-winnaars die de overstap van Toerisme naar GT daadwerkelijk mochten beleven en ‘Kuifje’ slaagde erin om nog eens drie keer te winnen en alzo met vijf triomfen absoluut recordhouder te worden in de 24 Uren van Spa!