Op 9 mei 2002 verloor journalist-coureur Philip Verellen een strijd die hij nooit kon winnen. Philip werd net geen 40 jaar.
Ik leerde Philip kennen bij Autokrant. Hij had zich daar binnen gewerkt via een kritisch briefje waarin hij zich afvroeg hoe het mogelijk was dat een oudere journalist een test had gedaan met één of andere Ferrari. Toenmalig hoofdredacteur Leo Van der Linden reageerde prompt en vroeg Philip een testverslag te maken van zijn eigen auto. De tekst moet goed genoeg geweest voor de nochtans zeer kritische chef, want Philip mocht meteen aan de slag en een eerste perswagen gaan oppikken.
Bij Autokrant maakte hij snel deel uit van de bende, jonge enthousiaste journalisten, met allen een breed gevoel voor humor (dat hielp om elke week de vaak onmogelijke deadline te halen). Over dat afsluiten van Autokrant/La Semaine Automobile: als het echt spannend werd, slaagde Philip er altijd wel in om plots te verdwijnen. Hij was dan ook in de eerste plaats autojournalist en zijn (en onze) eerste zorg was het tijdig afleveren van zijn testverslag, waarbij de nadruk steeds meer kwam te liggen op tests van koersauto’s. Zo kreeg hij de gelegenheid het circuit van Zolder te leren kennen en, vroeg of laat, zijn kans te grijpen om zelf te gaan racen. Zonder centen was het evenwel wachten op het lanceren van het Belga Stuurwiel. Philip was één van de 3000 kandidaten die droomden van de Belga-Toyota Supra. Men wou werkelijk een witte raaf vinden, iemand die geen enkele ervaring had in de autosport en ook nooit eerder in het bezit was geweest van een racevergunning.
Philip zou uiteindelijk het zitje van de Supra verliezen aan Vincent Bertinchamps en achteraf bekeken heette het een geluk dat hij dat eerste Belga Stuurwiel niet won. Bertinchamps werd dat jaar in het BK Circuit immers uitgestuurd in een gelijkaardige bijna standaard (en moeilijk af te stellen) Supra als kopman Martin en het heette geen verrassing dat de jonge Waal door de ervaren kampioen van het kastje naar de muur werd gereden. Bovendien stelde men zich voor de tweede uitgave van de Belga-talentenjacht soepeler op en werd getolereerd dat een kandidaat enige ervaring had opgedaan, alvorens zich in te schrijven.
“Hij deed voor Autokrant op Circuit Zolder “sporttests” van de… Belga Supra, de BRPC BMW van Van de Poele, de Mitsubishi Starion van Bernard Carlier, de Monroe-VW Polo van Thierry Van Dalen of de Corolla’s van het duo Joe Aerts-Marc Dries!”
Zonder dat regeltje te schrappen, zou Philip in het andere geval mogelijk niet weerhouden geweest zijn voor een tweede zit. Na het missen van de Supra had hij weliswaar nooit geracet, maar deed hij voor Autokrant op Circuit Zolder “sporttests” van de… Belga Supra, de BRPC BMW van Van de Poele, de Mitsubishi Starion van Bernard Carlier, de Monroe-VW Polo van Thierry Van Dalen of de Corolla’s van het duo Joe Aerts-Marc Dries, in ’85 de grote speelvogels in de klasse 1600cc. Kilometers die hem toelieten het Zolderse tracé zeer goed te leren kennen en, vooral, ervaring op te steken achter het stuur van de meest verscheidene autootjes…
Op basis van die eerste ervaring besloot men daarenboven voor het tweede Belga Stuurwiel in ’86 de winnaar de baan te laten opgaan in een kleine BMW 325i, terwijl Martin in een 535i voor de algemene zeges mocht gaan. Ondanks een lichtjes communautair getinte deliberatie bleek Philip Verellen wel degelijk de snelste in de finale en mocht uit handen van Julien “Juma” Mampaey de sleutels ontvangen van de 325i.
Zonder druk op de schouders, zonder de vergelijking te moeten doorstaan met Martin, leerde Philip de stiel en sloot zonder brokken te maken een eerste full seizoen af in de Productie-racerij. Aan de zijde van Philippe Ménage en de in ’92 op het Circuit van Chimay omgekomen Guy Nève verscheen hij dat jaar meteen aan de start van de 24 Uren van Spa.
In ’87 zat hij al in de potente Sierra Cosworth van het Limburgse Innara-team en behaalde hij op Circuit Zolder een eerste algemene overwinning. Nog steeds met Ford volgde in ’89 de overstap naar de rangen van Semoulin en voor de geboorte van de Belgian Procar in ’90 werd hij in de Belga-Audi V8 Quattro gekoppeld aan Eric Bachelart.
In het verhaal van de Belgian Procar paste Vlaming en Antwerpenaar perfect in het plaatje: Philip was un beau mec, talentvol, tweetalig en à la Pierre Dieudonné journalist én rijder. Dat hij in ’91 Belgisch kampioen werd, zorgde voor enorm veel return in de (Vlaamse) kranten en zelfs BRTN (nu VRT) haalde het grote geschut boven om hem in prime time op antenne te brengen. Parallel met het programma in de Belgian Procar zette hij dat jaar een gelijkaardige Audi – in de kleuren van Autokrant/La Semaine Automobile – op de eerste startrij in de 24 Uren van Francorchamps, naast de later winnende Nissan en in ’92 gingen hij en co’s Thierry Van Dalen en Georges Cremer in de Paduwa Porsche voor de 4de plaats algemeen.
Na een derde seizoen met de Audi V8 Quattro – en een moeilijke samenwerking à la Senna-Prost met Pierre-Alain Thibaut – opteerde Belga in ’93 voor de inzet van twee Carina’s voor Verellen-Verreydt in de nieuwe FIA Klasse 2, het latere Supertoerisme, en één Audi V8 voor Thibaut. Met de keuze voor Toyota dacht Philip op langere termijn, want de Carina werd ontwikkeld door Tom’s GB en alles leek erop te wijzen dat Toyota zich voltijds en worldwide ging bezighouden met de tweeliter-Carina.
Philip werd weliswaar opnieuw Belgisch kampioen, maar tijdens de Procar-meetings streden hij en het Belga Team slechts voor een klasseoverwinning. Dat hadden ze zich bij Belga wel anders voorgesteld. Datzelfde jaar maakte hij dankzij Pascal Witmeur kennis met de 24 Uren van Le Mans. Men had voor de Venturi, naast Brusselaar Bachelart en Waal Duez, een Vlaming nodig om er een echte Belgische formatie van te maken.
Pas in ’94 koos men in de Procar voluit voor de FIA Klasse 2. Belga had dan al geopteerd voor een combinatie van Carina’s in de 24 Uren van Spa en rally’s à la Boucles en Ieper met de ex-TTE Celica’s. Philip vond (opnieuw) onderdak bij Semoulin, maar de Carina werd niet meer ontwikkeld en Toyota gaf daarop zelfs verstek voor het hoogstaande British Touring Car Championship. Bij de Belgian Audi Club daarentegen volgde in de Procar de 80 Quattro en later, met steun van Audi Sport, de A4 Quattro. Philip was ondertussen uitgeweken naar de Britse Rover Cup…
Gemiste kansen? Die waren er zeker in 1987. Via de link met Lease Plan maakte Philip voor de 24 Uren van Spa deel uit van de LP-CiBiEmme-BMW-rangen. Omdat Jean-Michel Martin twijfelde aan de kansen van de nieuwe M3, had hij toenmalig Waterloo Motors-baas Daniël Peeters gevraagd zijn naam op de inschrijvingslijsten in te vullen naast de BMW 635 CSi. Hierdoor leek het erop dat Philip ploeg zou vormen met Eric van de Poele op de later winnende BMW M3. Uiteindelijk bedacht Martin zich en verschoof Philip naar de 635 die hij in de 24 Uren samen met Mon Van Hove en Marc Duez naar een achtste rang zou loodsen…
Omdat ik de mensen van CiBiEmme goed kende, had ik voor Philip een test voor Autokrant geregeld met de… winnende CiBiEmme BMW M3. Afspraak werd gegeven in het Franse Nogaro, alwaar de finale werd betwist van het Europees Toerwagenkampioenschap. Omdat nog niet geweten was wie de M3 zou delen met ex-Europees kampioen Gianfranco Brancatelli, deed Philip aldus dienst als testrijder. Na het bekijken van de (goede) cijfergegevens van de tests vroeg Philip langs zijn neus weg wie de tweede man werd op de M3. “You”, klonk het korte, maar duidelijke antwoord van Bruno Chiazzaro, de technisch verantwoordelijke bij CiBiEmme. Spijtig genoeg stapte er enkele ogenblikken later een Zwitser met een dikke aktetas in de vrachtwagen van CiBiEmme: Philip zou niet rijden…
Ik zal het nooit vergeten. Philip vond dat ik als Procar-specialist toch eens achter het stuur moest kruipen van de Audi V8. Philip kon de mensen van Belga overtuigen “een journalist” te laten rijden met de rode bolide. Samen met collega’s zoals de betreurde Jacques Culot van Le Soir en ex-VRT Dirk De Weert werd ik op een donderdagnamiddag in Zolder mét helm ontboden. Ronde na ronde genoot ik van mijn tijdelijk statuut als Audi-rijder, maar in de Kanaalzone werd ik wat overmoedig en schoof in de zandbak. “Ik kwam té snel uit de bocht…” en terwijl Philip aan de banden voelde van de Audi, onderbrak hij mijn betoog: “Hoe kan je nu snel hebben gereden? Je banden zijn nog koud,” sneerde Philip op zijn droog-ironische toon. Een les in bescheidenheid voor de Procar-journalist die ik was.
“Hoewel ik voor hem een autosportjournalist was, liep hij niet hoog op met ‘ons soort’. Hij schepte er dan ook een enorm plezier in om hen op het verkeerde been te zetten”
Wij waren zeer close – hij was bij mijn huwelijk zelfs chauffeur van de bruidswagen (een BMW 7, met dank aan BMW Belgium) – en hoewel ik voor hem dus een autosportjournalist was, liep hij niet hoog op met ‘ons soort’. Hij schepte er dan ook een enorm plezier in om hen op het verkeerde been te zetten. Als een persmedewerker hem op de startgrid niets anders kon vragen dan “En?”, dan klonk het antwoord steevast: “… dan is er koffie! (naar het toenmalige spotje van Douwe Egberts). Want dat tekende Philip: hij had een geweldig gevoel voor humor en hij kon als geen ander de draak steken met collega’s en vrienden. Nu ja, hij moest af en toe ook wel tegen een bots kunnen. Zoals bij de overstap naar Toyota, toen hij de ‘dikke’ Audi-dienstwagen verruilde voor een Carina, in onze ogen een Johnny-bak, en hij op de redactie meermaals de vraag kreeg of er een ‘driver Philip’ op zijn portier zou komen te staan. Hij kon er niet (altijd) écht mee lachen…
Na de, jawel, Carina volgden in Supertoerisme nog zitjes bij Peugeot Kronos, BMW G&A of BMW Juma en Honda Piper in de 24 Uren van Spa, maar steeds meer dook hij op in de Belcar. Met RTM trokken hij en Rudi Penders in 2000 naar de 24 Uren van Le Mans en… plezierde hij mij om ‘mijn’ Mazda MX-5 Trophy tijdens een testdag op Circuit Zolder eens aan de tand te voelen! In 2001 stapte hij over naar GLPK om een Viper te delen met Bert Longin, goed voor een zege in Francorchamps. Het zou zijn laatste succes worden. Nadien diende hij verstek te geven, wegens ziekte…
Doordat ik via mijn werk bij Kronos de circuits verruilde voor de rally’s, verloren we elkaar wat uit het oog. Toen ik Philip tijdens de Awards in 2001 plots terugzag, was er weer dat gevoel van verbondenheid. Eén wederzijdse blik die de ontelbare grappen en lachsalvo’s, onze vaak hilarische lunchen op maandag in de Sarma, het wel en wee op de redactie van Autokrant en, vooral, onze vriendschap samenvatte.
Daar denk ik telkens aan als ik de voormalige perszaal op Circuit Zolder betreed en de gedenkplaat bekijk die ons eeuwig zal blijven herinneren aan de té vroeg gestorven journalist-rijder.